Terugblik op congresdag 'Seksualiteit in de hulpverlening' (met live casuïstiek)
Sprekers drs Marianne Emmelkamp, dr Gertjan van Zessen en dhr Charel Lauman

14 november 2011    
    

Hoe kan de hulpverlener in gesprek met cliënten, seksualiteit een plaats geven? In de hulpverlening is dit reeds jaren onderwerp van gesprek; praten over seksualiteit en intimiteit is moeilijk, dit is altijd zo geweest, ook voor hulpverleners. In een drietal lezingen en een live interview met een liefdespaar worden verschillende onderwerpen rond seksualiteit belicht.

Lezing 1: “Gehecht of gedifferentieerd vrijen; waar zitten de verschillen en overeenkomsten”
door drs. Marianne Emmelkamp.

In haar lezing zet Emmelkamp de Emotionally Focussed Therapy (EFT) van dr. Sue Johnson en de Differentiatietheorie van dr. David Schnarch naast elkaar. Gekeken wordt naar verschillen, overeenkomsten en oorsprong van het denken binnen beide modellen. Gekeken wordt naar wat werkt in sekstherapie. Scott Miller wordt aangehaald om zijn ideeën. “Een goed contact is van primair belang, de therapeut moet zich ook prettig voelen, is de cliënt daarbij aan verandering toe?” aldus Emmelkamp. Interactief wordt er over gesproken. De rol van hoop en verwachting, een duidelijke visie op het probleem, de focus, zijn alle belangrijke ingrediënten. Willen willen: wil je willen de dingen te doen om goede seks te hebben? Emmelkamp laat aan de hand van beeldmateriaal zien hoe de Weense Wals kernachtig het belang van veilige gehechtheid verbeeldt en hoe die rust geeft in de partnerrelatie. Het is Dr. Sue Johnson (Veilig verbinden; Houd me vast) die zich baseert op de hechtingstheorie van Bowbly. Uitgangspunt van Johnson is dat spreken over seks binnen de partnerrelatietherapie niet zozeer hoeft omdat het met seksualiteit vanzelf goed komt als je veilig gehecht bent. De Tango, zo laat Emmelkamp zien, verbeeldt daarnaast de differentiatie van het zelf, het ik in de wij, de vurige passie, het zoeken naar evenwicht tussen verbinding en zelfbepaling, uitgewerkt door dr. David Schnarch (Passionate marriage, Intimacy and desire), gebaseerd op o.a. de systeemtheorie van Murray Bowen.

Problemen met seksualiteit en intimiteit bespreekbaar maken in de spreekkamer lukt volgens Emmelkamp vaak aan de hand van het kwadrant:

Lijf

Vrijen

Leergeschiedenis seks

Relationeel proces    

Na deze aftrap door Emmelkamp zit de sfeer er goed in. Kritische vragen worden gesteld maar ook de smaak van zoete verleidingen wordt meer en meer opgemerkt en geproefd. Deze dansen door de sfeer van collegiale ontmoetingen en verdieping in het systeemtherapeutisch denken.

Lezing 2: “Seks- en internetverslaving” door dr. Gertjan van Zessen

“Seksverslaving is een beheersingsprobleem, hier zicht op te krijgen maakt dat het probleem beter begrepen kan worden” zo leidt van Zessen in. “…Het gaat niet over frequentie of kwantiteit van seks, niet over veel seksuele activiteit of verlangen naar seks, zelfs niet over plezier, fysieke verslaving of een (progressieve) ziekte.” Er blijkt in de praktijk volgens van Zessen een toenemende hulpvraag omtrent seksverslaving. Valkuilen waar de therapeut onder meer in kan stappen zijn dat hij/zij meegaat in de benadering van het probleem als zijnde een seksverslaving en hulp gaat bieden in de controle ervan. Van belang is dat je als therapeut dieper graaft, doorvraagt, zeker ook ten gunste van je therapeutische geloofwaardigheid. Seksverslaving lijkt een seksverslaving; laat dit zo, kijk goed naar wat er precies gebeurt, zo luidt het advies. Van Zessen: “Seks is hier een (vermijdend) vehikel voor onvrede. Door gebrek aan opties ontstaat een ritueel, tegelijkertijd vermindert het ritueel de opties. Het vermogen tot zelfsturing is en wordt aangetast. In het systeem is er vaak sprake van negatieve emoties, ingewikkeldheden rond opgewondenheid.” Belangrijk is in te zien dat het probleem gaat over vormgeving van onvrede (als automutilatie of teveel eten), het krijgt het label verslaving wegens het rituele karakter en de negatieve gevolgen. “Het vermogen tot zelfsturing is een functie van eigenwaarde, dit is in de kern waar het om gaat”, aldus van Zessen. In het zogenaamde ‘vat van zelfwaardering’ is zichtbaar de verhouding innerlijke leegte (angst, frustratie, onzekerheden, mislukkingen, waardering) t.o.v. positieve eigenwaarde zo legt van Zessen uit. Bij het probleem van seksverslaving raken de motieven om seks te hebben verknoopt met het negatieve deel van het ‘ik’ en ontstaat een patroon van herhaling van gevoelens van afwijzing. Het doel van therapie is het vat vullen, niet stoppen bij de zogenaamde verslaving, genereren van dingen die eigenwaarde versterken. Gesproken wordt over hoe te stimuleren dat het vat weer gevuld kan worden, hoe ‘heitjes voor karweitjes’ helpend zijn. Groeiende eigenwaarde, toenemende zelfzorg en afnemende symptomen zijn onder meer effecten van de therapie.
“Alles wat je aandacht geeft, groeit.”, zo sluit van Zessen zijn lezing.

Lezing 3: Seksualiteit en autisme” door dhr. Charel Lauman

Tom Jones die zingt “Sexbomb, sexbomb…”, briefjes verspreid met gedachtes van deelnemers over seks, ballonnen en roze enveloppen, toch maar een lekker stoute versnapering bij de koffie (en misschien nog een); de sfeer zit er goed in. Lauman daagt de zaal uit: is het gepast over seks te praten? Wat zeg je wel, wat niet? Wanneer wel, wanneer niet? Hoe dan ook is het lastig. Zo ook voor de doelgroep van mensen met autisme. Afstemming is van het grootste belang. Gesproken wordt over wat je kan doen om in deze context wel het verhaal te horen? Wat is de kracht van passie? Mensen met autisme willen vaak graag een relatie en seks, maar dat is moeilijk en vaak niet voor hen weggelegd. “Mensen met autisme hebben te kampen met een gemis aan verbeelding. Het internet biedt daartoe als vanzelf uitkomst. Wat je echter ziet, kan je met autisme ook weer niet goed interpreteren. Internetverslaving is daarom gevoelig bij deze doelgroep. Ga je dan voor openheid of geslotenheid? En passie, is dat genot of lijden?” aldus Lauman. Met een fragment uit de documentaire Make me normal (Channel 4, 2005) wordt autisme belicht: hoe ga je ermee om als je autistisch bent? Belangrijk is het in kaart te brengen van identiteit in brede zin, met extra aandacht voor de psycho seksuele ontwikkeling en seksuele identiteit, zo stelt Lauman. Op wederom interactieve wijze stelt Lauman de vraag ‘waaraan denk je bij seksualiteit in relatie tot je doelgroep?’ aan de kaak. Zichtbaar wordt hoe hulpverleners hier vooral gedoe rondom seksualiteit menen te zien in tegenstelling tot hun eigen ideeën rondom seksualiteit. In het gesprek met deze cliënt is het dan ook van belang je te richten op het positieve stuk van seksualiteit, niet op de problemen. Gezien er bij autisme sprake is van een informatieverwerkingsstoornis, geldt dit ook in de seksualiteitsontwikkeling. Visueel materiaal is hierbij enorm helpend; er is veel op dit gebied, masturbatiepoppetjes, spellen, prentenboeken. Lauman citeert Loesje:“Soms moet je even stilstaan om bewogen te worden”. In de live casuïstiek wordt benadrukt dat het voor cliënten van uitermate groot belang is hun verhaal kwijt te kunnen. Het bieden van levensloop begeleiding, begeleiding bij intimiteit en seksualiteit bestaat met name uit herlabelen, normaliseren vanuit kracht zonder te bagatelliseren. Of zoals partner zonder autisme over haar partner mèt autisme desgevraagd zegt: “Het is gewoon liefde, ik kan het ook niet verklaren”. 

Saskia Paffen, 20 november 2011

www.tencsysteemtherapie.nl